Heeft de geheim agent nog toekomst? Moet hij het vooral opnemen tegen de smerige Chinees, nu de vuige Rus opeens een menselijk gezicht blijkt te hebben? Of moet de geheim agent een omscholingscursus volgen tot bijvoorbeeld rechercheur bij de narcoticabrigade?
Het is een niet onbelangrijke vraag voor de grootste favoriet die de filmwereld kent. Een altijd scorend renpaard, waar tienduizenden mensen van eten, een nobele winnaar die in zijn eentje hele bioscoopketens drijvend houdt. En dat staat nog even los van de miljoenen liefhebbers die elke twee jaar kunnen hunkeren naar hun dosis James Bond en die bereid zijn voor hem in lange rijen voor de kassa’s te gaan staan.
Twee uur weg uit de werkelijkheid, twee uur een zijn met de man die op het witte doek de onwaarschijnlijkste heldendaden verricht. Merkwaardig genoeg is een Bond ook de enige film, waarbij het niet erg is dat halverwege het licht aangaat voor ijs, bier en pinda’s. Integendeel, die pauze versterkt juist het gevoel van saamhorigheid dat een volle zaal Bond-fans dient te hebben. Met veelbetekenende blikken kijken volstrekte vreemden elkaar aan, ze weten waarover ze het hebben, woorden zijn niet nodig.
De nieuwste Bond, Licence To Kill, maakt een paar zaken duidelijk. Timothy Dalton bevestigt de goede indruk die hij in zijn eerste Bond-optreden in The Living Daylights al achterliet. Dalton is een goede, harde en meedogenloze Bond. Kortom, een verademing na de vaudeville-act van Roger Moore, al blijft het jammer dat Dalton net niet dat sardonische vleugje humor heeft dat Sean Connery zo flatteerde.
Maar het is ook duidelijk dat Bond als genre zo langzamerhand wat sleetse plekken begint te vertonen. Het zou wel eens zo kunnen zijn dat dat komt door de aanpak van regisseur John Glen (dit is zijn vijfde Bond-film), die niet meer goed lijkt te weten hoe hij de ruimte tussen de hoogtepunten moet opvullen. De stunts zijn nog altijd spectaculair, maar Licence To Kill heeft ook een paar enorme inpakkers.
Licence To Kill is eigenlijk de eerste Bond-film die het spionage-genre loslaat. Geen strijd tegen de KGB, geen gevecht tegen een geheimzinnige organisatie zoals Spectre die uit is op de wereldheerschappij, maar het in de boeien trachten te slaan van een in principe tamelijk ordinaire drugdealer, ene Franz Sanchez. Het is overigens wel zo dat deze dealer (een uitstekende rol van Robert Davi) een van de beste en gemeenste tegenstanders is die Bond ooit heeft gehad. Hij wordt ook meteen fraai getypeerd als een niets en niemand ontziende man, die in een paar seconden tijd zijn vriendin voor gepleegd overspel straft met een zweep en tegelijkertijd opdracht geeft de man met wie ze in bed werd aangetroffen op beestachtige wijze te vermoorden. (“Your want his heart, Cut his heart out.”) Het lijdt geen twijfel, het betreft hier een slechterik van de grootste orde.
Bonds oude kompaan in de geheim-agenten-branche, de Amerikaan Felix Leiter, heeft inmiddels de CIA verlaten voor de narcoticabrigade. Bond zoekt Leiter op om getuige te zijn bij diens huwelijk. Het is de start van Licence To Kill en, eerlijk is eerlijk, vrijwel nimmer kwam een Bond-film zo flitsend uit de startbokken. Leiter en Bond pakken op weg naar de kerk en passant Sanchez in zijn kraag, maar diens wraak is verschrikkelijk. Hij vermoordt de kersverse bruid van Leiter en voert Leiter zelf gedeeltelijk aan een enorme haai. James wil zijn vriend wreken, maar krijgt daarvoor geen toestemming van M. Waarop James een van de belangrijkste stappen neemt in zijn leven: hij neemt ontslag.
Maar helemaal zonder hulp van Hare Majesteit hoeft hij het ook niet te stellen, want zowel Miss Moneypenny als Q, de bedenker van allerhande moordtuig in vriendelijke verpakkingen, staan James terzijde. Plus nog een aantal niet te versmaden dames. Waarna James ongebreideld jacht kan gaan maken op Sanchez.
Glen lijkt met het fantastische begin zijn kruit verder een beetje te hebben verschoten. Hij valt te veel terug op oude routines, legt ook te veel uit wat al overduidelijk is en het duurt eigenlijk allemaal wat te lang. Tot de finale dan, want die is zoals vanouds bloedstollend. Licence To Kill is zeker geen slechte Bond, hooguit een wat mindere. Na de geslaagde overgang van Moore naar Dalton, lijkt het nu tijd voor een andere man op de regisseursstoel.
Dit artikel verscheen in Het Parool op 21 juni 1989. De schrijver van het artikel was enigszins kritisch op het terugvallen naar de standaard ingrediënten van de James Bond-films. Niet wetende dat het zes jaar zou duren voordat er weer een Bond-film kwam en ook meteen met een andere acteur, namelijk Pierce Brosnan. Martin Campbell heeft met GoldenEye (1995) het concept van 007 opnieuw uitgevonden.
Ik ben blij met Licence to kill. En heel erg blij met John Glen. De kritiek op hem vind ik erg onterecht. Ach kwam er nog maar eens een type als Glen aan het roer. LTK is een einde van een tijdperk.
klopt maar wel een mooie overgang van komiek roger moore naar stevige ian fleming Bond Timoty Dalton en van Dalton einde jaren 80 over naar Pierce Brosnan
Leuke beschouwing Merlijn. Ik ben het op 1 punt alleen niet met jou eens. Dalton kan weldegelijk uit de voeten met sardonische humor. Waarom ik dit zeg, bekijk zijn fantastische rol in Hot Fuzz maar eens. Dalton op zijn best vind ik zelf. Mogelijk dat het Dalton’s groei als acteur was of misschien wel omdat elke Bond-film een product van zijn tijd is. Dalton heeft zich in zijn tijd ook gepresenteerd als serieuze JB, dare i say borring. Dat was na Moore mogelijk ook waar het publiek aan toe was of liet het script minder improvisatie toe. Dit alles gezegd hebbende had ik Dalton graag nog in een 3de JB-film gezien. Een echte niet die Warhead 2000 waar ooit sprake van was.