Dit had natuurlijk de post-covid No Time To Die-column moeten worden; de nieuwe James Bond die op dit moment overvolle zalen trekt. De eerdere premièredatum van april dit jaar vergeven, want ein-de-lijk: na vijf jaar hebben we een nieuwe Bond-film!
De werkelijkheid is echter weerbarstiger dan de grootste pessimist kon voorspellen. Gloorde eerder dit jaar nog hoop voor de novemberrelease (want dan zouden we dat vermaledijde virus er toch wel onder hebben), nu vreest zelfs de rasoptimist voor de datum van april 2021.
Desperate times call for desperate measures, dus verkoopt MGM zijn ziel zoetjesaan aan de hoogstbiedende streamer. Voor 800 miljoen dollar is James Bond voor jou en kan de noodlijdende filmmaatschappij zijn schuldeisers afkopen. En zo probeert iedereen de touwtjes aan elkaar te knopen in de hoop deze malaise enigszins te overleven.
Luwte
De luwte rond No Time to Die is even gaan liggen. Geen nieuwe posters, geen trailers; James Bond staat in de ijskast. Sleeping Beauty of Austin Powers, maak zelf je keuze. Geeft mij de tijd een ander onderwerp onder de aandacht te brengen, want eerlijk gezegd denk ik dat het voor een groot gedeelte van de Bond-fans wel is afgelopen: James Bond wordt niet meer voor ons gemaakt. Al lang niet meer.
Als we de liefhebbers gemakshalve in twee kampen verdelen, van pak ’m beet de eerste dertig jaar en de laatste dertig. Dat ronden we dan grofweg af bij Licence to Kill (1989) en daarna weer verder vanaf GoldenEye (1995).
Dat levert een oneerlijke verdeling van zestien tegen negen films op, maar dat is nu van ondergeschikt belang, we moeten immers ergens een grens trekken, ik kan er ook niks aan doen dat de laatste dertig jaar minder Bond-films zijn gemaakt. Voor mijn part leg je die grens bij A View to a Kill (1985), mag ook, Timothy Dalton is dan het grensgebied.
Een flinke portie Bond
Waar het om gaat is dat die eerste groep, waartoe ik mezelf reken, zijn portie Bond ruimschoots heeft gehad. Zij zijn liefhebbers van Dr. No (1962), From Russia with Love (1963), Goldfinger (1964), Thunderball (1965) en On Her Majesty’s Secret Service (1969), van Live and Let Die (1973), The Spy Who Loved Me (1977), For Your Eyes Only (1981) en The Living Daylights (1987) en guilty pleasures als You Only Live Twice (1967), The Man with the Golden Gun (1974) en Moonraker (1979). Stuk voor stuk klassieke titels, de één nog klassieker dan de ander.
Die films zijn voor ons. Die films zijn stuk voor stuk goud. Als we lukraak een Bond-film uitzoeken om op te zetten tijdens het strijken, dan is het steevast een van die oudjes.
Dan zijn er de ‘nieuwe’ films, waarvan de eerste, GoldenEye, deze maand 25 jaar geleden in Nederland en België in première ging. Nieuw is hier een relatief begrip.
GoldenEye is een film voor de nieuwe lichting Bond-fans. Er was nogal wat veranderd sinds de laatste keer. Niet alleen door het aantreden van de nieuwe Bond Pierce Brosnan, maar ook achter de schermen.
Cubby
Cubby Broccoli liep op zijn laatste benen (het jaar daarop zou hij overlijden), de producentenrol werd geheel overgenomen door zijn dochter Barbara en stiefzoon Michael. Dertienvoudig Bond-scenarist Richard Maibaum was inmiddels niet meer, evenals titelontwerper Maurice Binder. Production designer Ken Adam was een tijdje geleden al aan de kant gezet en John Barry componeerde nog wel, maar niet meer voor Bond. De film werd niet voor niets aangekondigd met ‘It’s a new world’.
Ondanks dat GoldenEye een fijne film is geworden, is ie niet voor ons gemaakt. Dat wil zeggen, niet voor de eerste groep.
En dat is nu helemaal het punt.
Reikhalzend kijken we iedere keer weer uit naar een nieuw avontuur, je bent fan of je bent het niet, om telkens toch weer lichtelijk teleurgesteld naar huis te gaan. GoldenEye is een uitzondering op de regel, hetzelfde geldt voor Casino Royale (2006) en Skyfall (2012). Daar staat tegenover: niet alle klassieke films zijn even sterk.
Opleving na opleving
Liep Bond in de jaren zestig voorop, hobbelde hij vanaf de jaren zeventig met de hausse mee en raakte hij vanaf de jaren tachtig achterop — eigenlijk heeft hij dat nooit meer weten in te halen. Enig lichtpuntje was wellicht de komst van Timothy Dalton die zijn tijd ver vooruit was, maar dat pikten we toen niet, zodat modernere filmhelden als Indiana Jones, John McClane, Martin Riggs en een gereanimeerde Bruce Wayne met de eer gingen strijken.
Daarna de hernieuwde opleving met Pierce Brosnan, die ons de 21e eeuw in wist te kitesurfen (met alle gevolgen van dien), om het met Daniel Craig over een andere boeg voort te zetten. Niet alleen om de langstlopende filmserie koste wat kost te continueren, maar vooral om hem levensvatbaar te houden. Lees: een nieuw publiek te behagen. Wij als trouwe teleurgestelde aanhangers gaan toch wel. Is het niet om ons toch nog eens positief te laten verrassen, dan wel om lekker te mopperen. Want met een paar schamele verwijzingen en een Perzische poes red je het niet.
We moeten ons er maar bij neerleggen dat James Bond niet meer voor ons is, wij van de eerste groep. Daar is verder niets mis mee of ergs aan, wij hebben al die oude films om te koesteren en zo nu en dan een prima te pruimen nieuwe.
Verschillende generaties
Ook al is deze film niet voor ons gemaakt, toch zullen wij No Time to Die, áls ie ooit eens uitkomt, massaal in onze armen sluiten en zal een nieuwe generatie Bond-fans zijn intrede doen. Die zullen gaandeweg ontdekken dat er meer van dit soort films zijn. Veel meer zelfs. Ook al blijft eersteling No Time to Die favoriet, de Bond-films met Daniel Craig zullen zij met terugwerkende kracht met smaak verorberen, dat is immers hún Bond. Die met Pierce Brosnan zijn nog te pruimen, al zijn die wel wat aan de oude kant. De overige films zullen zij met lede ogen aanzien; bij tijd en wijle vermakelijk, maar verder traag en ouderwets. En wie zijn al die andere mannen? Die ene met z’n toupet en die andere met z’n pukkel. Die lijken toch in niets op de echte James Bond…
Reageren