Voor een bepaalde tijd was er voor mij maar één James Bond. Sean is de man die mij de Bond-mythe heeft ingezogen. Met zijn ogen, met zijn stem, met zijn postuur. Zijn nonchalance, zijn elegance, zijn meedogenloze blik, zijn harde knuisten.
Met de blik van een kind, een tiener in mijn geval, valt die eenkennigheid te verklaren. Ware het niet dat dertig jaar daarvoor miljoenen bioscoopgangers wereldwijd diezelfde mening was toegedaan. Er was maar één iemand die James Bond gestalte kon geven. Zelfs de producenten konden zich geen andere acteur in de rol voorstellen. En toch moesten ze wel, want deze had er al gauw geen zin meer in.
Het is het nieuws wat je niet wilt horen. Het nieuws waar ik de laatste zoveel jaar toch om de dag, zo niet dagelijks, wel even aan heb gedacht, al is het in een split second. Om daarna door te gaan in de wetenschap dat hij er gelukkig nog is. Omdat… Gewoon, omdat het een fijne gedachte is.
Zaterdag aan het eind van de ochtend zie ik een tweet van schoondochter Fiona Ufton. Niet mijn schoondochter, zíjn schoondochter. Een foto van mijn jeugdheld Sean. Geen tekst, alleen een foto. Mijn hart slaat een tikkie over. Daaronder twee reacties. Niets bijzonders.
— Fiona Ufton (@fifibaggins) October 31, 2020
Waarom zou iemand niet zomaar een foto van haar schoonvader mogen plaatsen? Het is nog een goede foto ook. Toch zit het me niet lekker. Ik wil reageren dat dit niet handig van haar is om te doen. Terwijl ik de juiste woordkeuze probeer te vinden — ik wil niet overkomen als een zeurpiet, noch als een mallotige fan — verschijnt de eerste condoleance al in mijn telefoonscherm. Het nieuws waarvan ik wist dat het ooit zou komen, is wereldkundig gemaakt.
Een gevoel van treurnis overvalt mij. Gelijk ook een gevoel van acceptatie. Het is vast goed zo. Negentig jaar, waarvan de laatste levensjaren in de luwte (het is hem meer dan gegund), een broze gezondheid, zo vermoed ik althans.
Over zijn welbevinden is de laatste jaren weinig naar buiten gekomen. Wel gonst al langere tijd het gerucht dat het in zijn bovenkamer niet zo jofel meer was.
Rond zijn tachtigste maakt hij kenbaar geen publieke optredens meer bij te wonen. Geen premières meer, geen interviews, geen Hollywoodgedoe. Sean is met pensioen, hij gaat alleen nog maar golfen, en dat bevalt hem meer dan uitstekend. Een teruggetrokken bestaan omringd door zijn naasten. Hier en daar nog een tenniswedstrijdje meepikken. Het is een besluit geheel in lijn met zijn eigenzinnigheid. En hij houdt zich er aan.
Krijg je natuurlijk wel verhalen. Want waarom verschuilt hij zich van de een op andere dag? Moet je net een vriend hebben die Michael Caine heet en tegen het Duitse Bild vertelt dat het niet zo goed met meneers geheugen gaat. Onzin, aldus Caine niet veel later. Zo heeft hij dat nooit gezegd. Waar halen die malle Duitsers het vandaan!
Een foto hier en daar toont nog immer een struise man, broek hoog opgetrokken, soms met onzorgvuldige plukken haar in de wind, wat dunner in de nek, maar nog steeds met die wenkbrauwen. Blauwe plekken, een loopstok, een persoonlijke begeleider. Hij is gevallen en toch weer opgekrabbeld. Zie hier het leven van een gemiddelde senior, kan de beste overkomen.
Het aantal foto’s wordt schaarser, wat we dan toch te zien krijgen toont een zichtbaar ouder wordend gelaat, de ogen holler. Enkele candids van een verlopen man zijn werkelijk niet om aan te zien. Was Michael Caine dan per ongeluk toch goed geciteerd?
Kleine rots in de branding is kleindochter Saskia, de dochter van Stephane, de zoon van zijn vrouw Micheline. Saskia post op Instagram zo af en toe een lieve foto van zichzelf met haar grootvader. Haar held. Mijn held. Ze geeft hem een kus. Dat doet zij ook namens mij.
In augustus, op de dag van zijn negentigste verjaardag, doet zij dat opnieuw. Een foto met opa en oma. Weer die kus. En wat ziet hij er eigenlijk goed uit. Behoorlijk oud, natuurlijk, maar hij lacht, kijkt vrolijk uit zijn ogen en staat er net gekleed bij. Alleen dat overhemd. Had hij dat twee jaar geleden ook niet aan op zijn verjaardag? Even terugbladeren. Verdomd. Datzelfde zalmkleurige shirt, alleen de pantalon is anders. Zal dit een foto van zijn 88e verjaardag zijn?
Het overlijden van Sean Connery twee maanden later komt niet als een complete schok. Negentig jaar en een filmcarrière waar werkelijk niets aan ontbreekt, inclusief een welverdiende Oscar, is geen slechte score.
Wat overblijft zijn de herinneringen, vooral aan die eerste keren. Aan de gunbarrel (met de wobbly knee), de opwinding van het avontuur dat komen gaat, de verrassende gadgets, de slimme trucs, de buitenissige decors, de weelde die van het scherm spat. Met daarin het onverstoorbare middelpunt, Mr Cool himself, James Bond, synoniem voor Sean Connery. Veel gekopieerd, nooit geëvenaard.
Zijn overlijden markeert het definitieve einde van een tijdperk en daarmee een deel van mijn jeugd.
Niet veel later, toen ik Roger Moore voor de eerste keer zag in Live and Let Die (1973), bleef van mijn eerdere eenkennigheid weinig meer over: ook in Ivanhoe schuilt een James Bond. Totaal anders, maar daarom niet minder leuk.
Al die James Bonds, van Lazenby tot Dalton, van Brosnan tot Craig, ze hebben allemaal op hun eigen wijze iets toegevoegd aan het Bond-karakter. Wordt mij voor de honderdduizendste keer gevraagd wie van hen de beste is, dan heb ik daar jarenlang niet op willen antwoorden; ze zijn mij alle zes even lief. Eén van die zes steekt echter boven de rest uit, en dat was mijn eerste. Zodra hij in beeld verschijnt, gebeurt er net iets meer dan bij die andere vijf. Als een magneet. Een aura dat met het verstrijken der jaren alleen maar sterker is geworden.
Als ik denk aan zijn latere rollen, met name in de jaren tachtig en begin jaren negentig, dan zie ik toch altijd die prachtig gegroefde kop met die donkere ogen en een glimlach die nooit ver weg is; ik hoor zijn donkerbruine stem. Als James Bond vijftig-plus in Never Say Never Again (1983); als William of Baskerville in mijn favoriete film aller tijden The Name of the Rose (1986); zijn Oscar-winnende rol van Jim Malone in The Untouchables (1987); de eigenwijze Professor Henry Jones in Indiana Jones and the Last Crusade (1989); als de gewiekste Rus Marko Ramius in The Hunt for Red October (1990) en zijn piepkleine optreden als King Richard in Robin Hood: Prince of Thieves (1991).
Voor die laatste hoefde hij niet eens een vermelding op de aftiteling te hebben, één miljoen dollar was voldoende. Maar wat een einde voor zo’n spektakelfilm: Sean Connery die van zijn paard afstapt om zijn nicht, de bruid, weg te geven. Ik denk dat de acteurs in die film niet eens hoefden te spelen dat zij voor hem moesten buigen. Al met zijn eerste blik heeft hij je te pakken. Het enige wat hij hoefde te doen is aanwezig zijn. Die gave is niet veel acteurs gegeven.
Ook namens mij, namens Bond-liefhebbers en filmliefhebbers in het algemeen, een diepe diepe buiging voor de man die begon als James Bond en uitgroeide tot een levende legende. Een legende die nog generaties lang zal blijven voortleven.
Lieve Sir Sean, mijn held, rust zacht.
Een jaar geleden nu (twee dagen terug)….
Nog vaak aan moeten denken het afgelopen jaar.
Toen ik vorig jaar je column las, ging er ook wat door me heen. Want bijvoorbeeld in de eerste 3 alinea’s beschreef je precies het gevoel dat ik ook had. Bijvoorbeeld van die dag waarvan je wist…. dat je hier regelmatig aan dacht…. en dat het dan een fijne gedachte was (destijds) om te weten dat hij er nog was.
Dat vond ik bijzonder om zoiets herkenbaars te lezen.