De beste wensen voor 2022. Een jaar waarin we het diamanten jubileum van Dr.No vieren, de James Bond-filmm waar het allemaal mee begon. Het is ook het jaar waarin we tot vermoeiends toe moeten aanhoren wie de gedoodverfde nieuwe 007’s gaan worden. Inderdaad, in meervoud (terwijl iedereen dondersgoed weet dat we er aan één genoeg hebben).
Het goede nieuws is dat Bond 26 traditiegetrouw een bijzondere productie belooft te worden. Een debuterend James Bond heeft in zestig jaar James Bond-geschiedenis en zes debuutfilms namelijk altijd een goed eindresultaat opgeleverd. Soms nog een beetje eenkennig in de rol, eindigen de eerste films van de Bond-acteurs doorgaans hoog in de rankings. Dit ten opzichte van veel laatste films, die in de meeste gevallen juist achteraan bungelen.
In Dr. No (1962) met Sean Connery in de hoofdrol, moest het wiel nog worden uitgevonden. Desondanks staat deze debuutfilm en eerste Bond-product nog steeds overeind. Bij de jubileumfilm speelt de gunfactor sterk in het voordeel. Ten opzichte van volgende avonturen is deze film nogal lineair, heeft het overgrote deel van de muziek weinig om het lijf (waardoor het Bond-gevoel sporadisch wordt aangeboord) en oogt het allemaal minder spectaculair. Toch wordt ons hier een stevig spionnenverhaal voorgeschoteld dat zó’n goede aftrap voor een langlopende serie blijkt te zijn, dat we er meer van willen zien. Véél meer. En dat krijgen we.
Als George Lazenby in On Her Majesty’s Secret Service (1969) zijn intrede doet, is James Bond inmiddels een filmbegrip van wereldformaat. Lazenby mag zich bewijzen als opvolger van de geliefde Connery. Daar slaagt hij in de winter van 1969/1970 niet in. De nieuwe Bond moet in de nonchalante branie van Connery ontegenzeggelijk zijn meerdere erkennen. Maar wat een film levert de nieuwe Bond af! On Her Majesty’s Secret Service is in mijn optiek het beste dat EON Productions ooit heeft voortgebracht. Een mening die in de loop der jaren door een groot deel van de wereldbevolking wordt gedeeld. En dan die muziek! John Barry op de toppen van zijn kunnen.
Dan is er niet lang daarna Live and Let Die (1973) met Roger Moore als debuterend geheim agent 007. Hij geeft in zijn debuutfilm een compleet andere invulling aan de rol. Een invulling die aanslaat bij een nieuwe generatie Bond-liefhebbers. Zijn debuutfilm is spectaculair, zit vol met originele stunts, is bij tijd en wijle behoorlijk grappig en kijkt daardoor makkelijk weg. De heerlijke muziekscore is deze keer van Beatle-producer George Martin en Paul McCartney levert een klassieke titelsong af. Al met al een prima aftrap voor een luchtiger Bond-tijdperk.
De volgende James Bond presenteert zich pas in The Living Daylights (1987) in de gedaante van Timothy Dalton; de tegenpool van Roger Moore. Dalton is de Bond die het personage direct in de vingers lijkt te hebben. Hij heeft Fleming gelezen en modelleert zich naar de literaire 007. Met een ervaren regisseur als John Glen zitten de actiescènes weer pico bello in elkaar en deze Bond lijkt ze dan ook nog eens zelf uit te kunnen voeren. Na de kluchtiger aanpak van Roger Moore mag Dalton in zijn debuutfilm een welkome vernieuwing heten. The Living Daylights belooft dat James Bond met zijn verse hoofdrolspeler de dertig wel haalt. Prima film met een fijne inbreng van Jeroen Krabbé.
Dat de geheim agent begin jaren 90 op sterven na dood is, ligt niet aan zijn vertolker. Als Bond na een afwezigheid van zesenhalf jaar eindelijk weer van zich laat horen in GoldenEye (1995), heeft hij inmiddels het toegankelijke gezicht van Pierce Brosnan gekregen; de enige Bond na Sean Connery aan wie ik niet heb hoeven wennen. Het publiek was na zoveel jaar duidelijk toe aan een nieuwe film en de nieuwe Bond levert een instant klassieker af waarin oude en nieuwe elementen lenig in elkaar overlopen. GoldenEye bewijst dat James Bond ook in de jaren 90 nog bestaansrecht heeft en 007 mag voorzichtig gaan warmlopen voor een volgend millennium.
Als voorlopig laatste James Bond dient Daniel Craig zich aan in zijn debuutfilm, Casino Royale (2006). Een film die mij bijna letterlijk uit mijn bioscoopstoel heeft geblazen: de cold open in Praag, de keiharde vuisten van Craig, de nieuwe gunbarrel met de titelsong van Chris Cornell, de koprol van de Aston Martin. En dan dat ultieme einde: ‘The name’s Bond. James Bond.’ Dit is een droomdebuut. De tegenstand was niet mals voor de Bond met de boksersneus. Inmiddels hoeft niemand zich daar meer aan te storen, want Daniel Craig mag zich langer James Bond noemen dan wie dan ook van zijn klassieke voorgangers.
Dr. No, On Her Majesty’s Secret Service, Live and Let Die, The Living Daylights, GoldenEye en Casino Royale: stuk voor stuk noemenswaardige James Bond-klassiekers. Vaak worden de derde films uitgelicht als de films waarin de Bond-acteur de rol het beste te pakken heeft, met als bijkomend voordeel een lekkere film die vaak moet wedijveren met die eerste rolprent. Dat geldt zeker in het geval van Connery (Goldfinger, 1964), Moore (The Spy Who Loved Me, 1977) en Craig (Skyfall, 2012) en in mindere mate voor Brosnan (The World Is Not Enough, 1999). Lazenby en Dalton hebben een derde film niet gered.
De laatste films van de acteurs laten daarentegen meestal wel wat steekjes vallen. Zoals het kolderieke Diamonds Are Forever (1971) met een pafferige Sean Connery, A View to a Kill (1985) met een bejaarde Roger Moore en Pierce Brosnan die in Die Another Day (2002) in een onzichtbare auto moest rijden en over drijvende ijsbergen surfte. No Time to Die (2021) voegt zich nu bij dit rijtje, met als groot verschil dat deze laatste film ook echt als sluitstuk is bedoeld en wat dat betreft het stevigst overeind blijft van alle bovengenoemde uitzwaaifilms.
Eerst mag de nieuw te benoemen James Bond een puike debuutfilm afleveren, gaandeweg zien we wel waar dat een keer eindigt. Het blijft nog even koffiedik kijken wánneer deze nul-nul-zeven nummer zeven zich mag presenteren. Lange tijd had ik de hoop op 5 oktober dit jaar; op de kop af de zestigste verjaardag van de bioscoop-Bond (niet te verwarren met de Bioscoopbond). Daar lijkt EON Productions een stokje voor te steken met de aangekondigde James Bond-muziekdocumentaire, waarmee de 5e oktober handig gecoverd is.
Die feestfilm hebben we in ieder geval tegoed dit jaar, plus de thuisversie van No Time to Die in februari. Alles meer is mooi meegenomen. De gouden Zippo uit de 007 Store laat ik denk ik maar aan me voorbijgaan.
By the way: mocht Goldfingers operatie Grand Slam in 1964 zijn geslaagd, dan was de goudvoorraad van de VS pas dit jaar van zijn radioactiviteit verlost. James Bond gokte dat het 57 jaar zou duren. Het zouden er 58 zijn, verzekerde Goldfinger…
Reageren